• darkblurbg
  • darkblurbg
  • darkblurbg
  • darkblurbg

De juiste antwoorden op de toetsvragen bij hoofdstuk 4 zijn hieronder vet en cursief gemaakt.  

Vraag 1: Waarom is het moment van vaststelling van het project- of programmaplan het eerste moment van bijsturing?

  1. De opdrachtgever kan inzichten hebben waardoor hij of zij op bepaalde onderdelen het project- of programmaplan op voorhand wijzigt.
  2. Door het vaststellen van het project- of programmaplan gaan er inspanningen uitgevoerd worden waarmee iets nieuws gerealiseerd wordt.
  3. Dat is niet het eerste moment van bijsturing, dat gebeurt pas als in de bijsturingscyclus het project- of programmaplan wordt gewijzigd.

 

Vraag 2: Op welke niveau’s kan bijsturing betrekking hebben?

  1. Kwaliteit, Middelen en Doorlooptijd.
  2. Doelen, Organisatie, Tijd, Geld.
  3. Strategie, Inspanningen, Organisatie en Middelen en besturing.

 

Vraag 3: Wat kan een effectieve interventie zijn als bij het vaststellen van het project- en programmaplan blijkt dat de visie niet wordt gedeeld door een partner die pas later betrokken is geraakt en niet zo invloedrijk is?

  1. Aangeven dat de visie nu eenmaal is vastgesteld, en nu niet meer gewijzigd kan worden.
  2. Aangeven dat men de visie niet goed begrijpt, dat men er wel enthousiast voor zou zijn als men het goed zou begrijpen.
  3. Voorstellen om wel aan de slag te gaan met de uitvoering van het project- en programmaplan en na een nader gesprek binnen enkele weken indien nodig de visie op onderdelen iets aan te passen.

 

Vraag 4: Wat kan een effectieve interventie zijn als medewerkers die nodig zijn voor de uitvoering van een project of programma geen tijd hebben omdat zij andere (lopende) activiteiten moeten uitvoeren?

  1. Rustig wachten totdat ze klaar zijn met die andere activiteiten.
  2. De leidinggevenden van deze medewerkers wijzen op de afspraken in het project- of programmaplan en vragen welk voorstel tot oplossing zij hebben.
  3. Aan je opdrachtgever aangeven dat je stopt met het project of programma.

 

Vraag 5: Wat is geen handige actie als medewerkers koudwatervrees hebben om in actie te komen?

  1. Een startbijeenkomst organiseren waar mensen eerste successen delen en praktische werkafspraken kunnen maken.
  2. Benadrukken dat als iemand een fout maakt, dit in het personeelsdossier zal worden opgenomen en tot een slechte beoordeling zal leiden.
  3. In een persoonlijk gesprek informeren waar ze tegen op zien.

 

Vraag 6: In welke situatie is geen sprake van een effectief samenspel tussen opdrachtgever en project- of programmamanager?

  1. De opdrachtgever doet wat de project- of programmamanager adviseert.
  2. De opdrachtgever handelt naar eigen inzicht, omdat de opdrachtgever immers de baas is van de project- of programmamanager.
  3. De opdrachtgever handelt naar eigen inzicht, maar bespreekt met de project- of programmamanager waarom deze afwijkt van diens advies.

 

 Vraag 7: Wat is een ‘window of opportunity’?

  1. Een onverwachte kans om voortgang te boeken of patstellingen te doorbreken.
  2. De mogelijkheid om inzicht te krijgen in het beoogde resultaat of doel.
  3. Een gelegenheid om je te ontdoen van samenwerkingspartners die hun afspraken niet nakomen.

 

Vraag 8: Wat is de juiste volgorde van de bijsturingscyclus?

  1. Uitvoering, besluit tot bijsturing, waarnemen van effecten en resultaten, visie, plan, uitvoering et cetera.
  2. Plan, waarnemen van effecten en resultaten, besluit tot bijsturing, visie, uitvoering, plan et cetera.
  3. Visie, plan, uitvoering, waarnemen van effecten en resultaten, besluit tot bijsturing, plan et cetera.

 

Vraag 9: Wat draagt bij aan het bepalen van een effectieve interventie?

  1. Het eerste idee dat je te binnen schiet zo snel mogelijk uitvoeren, zodat je ze snel mogelijk weer op koers ligt voor het beoogde doel of resultaat.
  2. Met anderen brainstormen over mogelijke opties voor interventie en dan de interventie kiezen met zo min mogelijk risico op conflict zodat andere inspanningen die nodig zijn voor het beoogde doel of resultaat niet in gevaar komen.
  3. Met anderen brainstormen over mogelijke opties voor interventie en dan de interventie kiezen die gegeven je inschatting van de reactie van anderen het meest effectief is voor het beoogde doel of resultaat.

 

Vraag 10. Wat is cruciaal om adequaat te kunnen interveniëren als inspanningen stagneren?

  1. Dat degenen die verantwoordelijk zijn voor de stagnatie zelf zorgen dat het wordt opgelost.
  2. Dat mensen zich veilig genoeg voelen om een eventuele stagnatie zo vroeg mogelijk te melden.
  3. Dat de stagnatie aan de opdrachtgevers gerapporteerd wordt.

 

Vragen?

Als je ook na teruglezen in het boek Effectief project- en programmamanagement een antwoord nog niet begrijpt, neem dan contact met ons op.